Actuele film emulsies
14/04/20 11:28
De ISO100 film
Er wordt veel over verschillende emulsies geschreven. De gebruikelijke vorm (en waarschijnlijk ook de meest praktische formule) bestaat uit het maken van opnames en het visueel en subjectief beschrijven van de afdrukken. Het is vaak niet duidelijk of de negatieven digitaal gescand worden omdat de afdrukken alleen via internet te zien zijn. Toch is er niets mis mee om de combinatie film emulsie en ontwikkelaar op een aantal kenmerken te meten en op deze uitkomsten die in ieder geval het subjectieve element uitschakelen de conclusies te baseren.
Mijn methode is eenvoudig:
(1) ik maak een reeks foto’s van de grijskaart met belichtingen die variëren van + 5 tot -5 om de gehele zonereeks in beeld te krijgen;
(2) ik maak foto’s met de Leica M7 en de Apo-Summicron-M 50 mm van een testkaart om het scheidend vermogen en de korrelstructuur onder de microscoop (met 40x en 100x vergroting) te kunnen bepalen. Het eerste is een meetgegeven en het tweede is een subjectieve indruk omdat ik geen micro-densitometer bezit.
(3) de films worden ontwikkeld met een ontwikkelaar die als standaard geldt (voor kleinbeeld is dat een randscherpte verhogende verdunde ontwikkelaar) en voor zo veel mogelijk films wordt dezelfde ontwikkelaar gebruikt. In mijn geval is de standaard FX39 II (nu door Adox gemaakt), de Adonal als variant van Rodinal en de Maco Supergrain (de opvolger van de Amaloco AM 74). Alle drie de ontwikkelaars zijn scherpte-verhogend, toonwaarde behoudend en korrelgrootte behoudend. Het zijn geen klassieke fijnkorrel-ontwikkelaars, maar dat is ook niet nodig bij de huidige stand van de emulsie techniek.
De films kunnen in drie groepen worden verdeeld
(1) de klassieke laaggevoelige films met gevarieerde korrelvorm als de Ilford Pan F+ en de Lomography Potsdam;
(2) de modernere emulsies met de platte korrelvorm (T-grain), zoals de Kodak Tmax en de Fuji AcrossII;
(3) de speciale films als de Adox HR 50, een versie van de zogeheten mono-dispersie mircofilms.
De Lomography Potsdam film wordt soms aangeduid als de ORWO UN74, een cinematografische emulsie die een steile gradatie bezit, net als de Ferrania P30. OP de verpakking staat echter “Made in China”. Van de Berlin versie (ISO400) bestaan twee versies die in eenzelfde verpakking wordt geleverd. Deze tweede (verbeterde) versie wordt in Duitsland gemaakt en zou de ORWO N74plus kunnen zijn. Op de verpakking is de opdruk “Made in China” overgeplakt met de sticker “Made in Germany)
De eerste conclusie die in ieder geval blijkt uit de densitometer metingen is dat de aangegeven gevoeligheid in geen enkel geval wordt gehaald.
Deze constatering moet wat nader worden toegelicht. De officiële norm voor de gevoeligheid van een foto emulsie gaat uit van een bepaalde gradatie en een zwarting van D = 0,1 (zonder sluier) op een gespecificeerd punt. De effectieve gevoeligheid is voor iedere fotograaf verschillend, maar het Zone Systeem heeft bepaald dat die D = 0,1 moet worden bepaald bij vier stops onderbelichting te opzichte van de grijskaartmeting. Ook dit is een willekeurige aanname, die er van uitgaat dat de schaduw detaillering een belangrijk element is in de uiteindelijke afdruk. Dit is per situatie verschillend. Zone V geldt als de grijskaart meting en Zone I is vier stops onderbelichting. Uit de tabel blijkt dat geen van de emulsies die norm haalt. De Zone II en III (dus een onderbelichting van drie en twee diafragma waardes) komt voor de meeste films in de buurt van een densiteit 0,1. Als je dus een effectieve schaduw detaillering wil, moet je twee tot drie diafragma waardes overbelichten. En uiteraard de ontwikkeltijd aanpassen (verminderen met 30% minimaal), anders kun je de hoge lichten niet meer afdrukken.
Het in de digitale fotografie veel gebruikte begrip van ‘dynamisch bereik’ met een omvang van 10, 12 en 14 stops wordt door de film emulsies niet gehaald: hier stoot je al aan de grens met 9 of 10 stops (Pan F+ en Tmax). Ook hier is een dosis pragmatisme wel noodzakelijk. Afdruk papier haalt maximaal negen stops tussen een reflectie graad van 0,06 (helder wit) tot 2,24 (diepzwart). Dit geldt zowel voor inkjet papier als emulsie papier. Een grote zwartingsomvang op het negatief (chemisch negatief of rekenkundig beeld) biedt alleen een reserve voor foutieve belichtingen. En hoe groter het bereik is, hoe kleiner de toonwaarde verschillen zijn, die nog zichtbaar gemaakt kunnen worden. De nieuwste Leica M10 Monochrom wordt een grote rijkdom aan toonwaardes toegedicht, maar dit is een subjectieve indruk, die nog niet meetbaar is gemaakt. De Kodak Tmax staat bekend om een lineaire gradatie, die het mogelijk maakt om over- en onderbelichting te compenseren zonder extra inspanning in de doka (doordrukken en tegenhouden). De Heiland Splitgrade methode biedt zich aan als de ideale manier om met dit soort films om te gaan.
Pragmatisme vereist dat we de afdruk beoordelen op de waarneembare toonschaal.
Vanuit dit perspectief is het negatief met een bereik van zeven tot acht stops ideaal, want dan kan je de toonwaardes oprekken tot heel waarneembare stapjes. De meeste film emulsies die onderwerp zijn van deze vergelijking vallen binnen dit bereik. Alleen de Potsdam en de HR50 vallen uit erbuiten. De bolling van gradatie curve van de HR50 geeft aan dat de middentonen zeer verfijnd kunnen worden weergegeven. De steile gradatie van de Potsdam film geeft aan dat de hoge lichten snel dichtlopen, maar dat in de middentonen de grijswaarden een visueel heel aantrekkelijke weergave hebben. Voor een groot dynamisch bereik is de Tmax het meest geschikt. De Pan F+ en de Across II hebben een karakteristieke curve die een getrouw beeld van de werkelijke helderheden in de scene weergeven.
Het scheidend vermogen ligt bij alle films, behalve de Potsdam, boven de 80 lijnparen per mm. Die waarde zie je pas bij een vergroting van minimaal vijftien keer, maar dan speelt de korrel alweer een belangrijke rol. De kleinste korrelgrootte hebben de HR50 en de Pan F+, maar die zorgt ook voor de meeste reductie van het scheidend vermogen.
Het zal duidelijk zijn dat de Tmax en de Across II eigenlijk de meest pragmatische keuzes zijn met de PanF+ als goede tweede keus.
Hieronder de grafieken en tabellen.
Er wordt veel over verschillende emulsies geschreven. De gebruikelijke vorm (en waarschijnlijk ook de meest praktische formule) bestaat uit het maken van opnames en het visueel en subjectief beschrijven van de afdrukken. Het is vaak niet duidelijk of de negatieven digitaal gescand worden omdat de afdrukken alleen via internet te zien zijn. Toch is er niets mis mee om de combinatie film emulsie en ontwikkelaar op een aantal kenmerken te meten en op deze uitkomsten die in ieder geval het subjectieve element uitschakelen de conclusies te baseren.
Mijn methode is eenvoudig:
(1) ik maak een reeks foto’s van de grijskaart met belichtingen die variëren van + 5 tot -5 om de gehele zonereeks in beeld te krijgen;
(2) ik maak foto’s met de Leica M7 en de Apo-Summicron-M 50 mm van een testkaart om het scheidend vermogen en de korrelstructuur onder de microscoop (met 40x en 100x vergroting) te kunnen bepalen. Het eerste is een meetgegeven en het tweede is een subjectieve indruk omdat ik geen micro-densitometer bezit.
(3) de films worden ontwikkeld met een ontwikkelaar die als standaard geldt (voor kleinbeeld is dat een randscherpte verhogende verdunde ontwikkelaar) en voor zo veel mogelijk films wordt dezelfde ontwikkelaar gebruikt. In mijn geval is de standaard FX39 II (nu door Adox gemaakt), de Adonal als variant van Rodinal en de Maco Supergrain (de opvolger van de Amaloco AM 74). Alle drie de ontwikkelaars zijn scherpte-verhogend, toonwaarde behoudend en korrelgrootte behoudend. Het zijn geen klassieke fijnkorrel-ontwikkelaars, maar dat is ook niet nodig bij de huidige stand van de emulsie techniek.
De films kunnen in drie groepen worden verdeeld
(1) de klassieke laaggevoelige films met gevarieerde korrelvorm als de Ilford Pan F+ en de Lomography Potsdam;
(2) de modernere emulsies met de platte korrelvorm (T-grain), zoals de Kodak Tmax en de Fuji AcrossII;
(3) de speciale films als de Adox HR 50, een versie van de zogeheten mono-dispersie mircofilms.
De Lomography Potsdam film wordt soms aangeduid als de ORWO UN74, een cinematografische emulsie die een steile gradatie bezit, net als de Ferrania P30. OP de verpakking staat echter “Made in China”. Van de Berlin versie (ISO400) bestaan twee versies die in eenzelfde verpakking wordt geleverd. Deze tweede (verbeterde) versie wordt in Duitsland gemaakt en zou de ORWO N74plus kunnen zijn. Op de verpakking is de opdruk “Made in China” overgeplakt met de sticker “Made in Germany)
De eerste conclusie die in ieder geval blijkt uit de densitometer metingen is dat de aangegeven gevoeligheid in geen enkel geval wordt gehaald.
Deze constatering moet wat nader worden toegelicht. De officiële norm voor de gevoeligheid van een foto emulsie gaat uit van een bepaalde gradatie en een zwarting van D = 0,1 (zonder sluier) op een gespecificeerd punt. De effectieve gevoeligheid is voor iedere fotograaf verschillend, maar het Zone Systeem heeft bepaald dat die D = 0,1 moet worden bepaald bij vier stops onderbelichting te opzichte van de grijskaartmeting. Ook dit is een willekeurige aanname, die er van uitgaat dat de schaduw detaillering een belangrijk element is in de uiteindelijke afdruk. Dit is per situatie verschillend. Zone V geldt als de grijskaart meting en Zone I is vier stops onderbelichting. Uit de tabel blijkt dat geen van de emulsies die norm haalt. De Zone II en III (dus een onderbelichting van drie en twee diafragma waardes) komt voor de meeste films in de buurt van een densiteit 0,1. Als je dus een effectieve schaduw detaillering wil, moet je twee tot drie diafragma waardes overbelichten. En uiteraard de ontwikkeltijd aanpassen (verminderen met 30% minimaal), anders kun je de hoge lichten niet meer afdrukken.
Het in de digitale fotografie veel gebruikte begrip van ‘dynamisch bereik’ met een omvang van 10, 12 en 14 stops wordt door de film emulsies niet gehaald: hier stoot je al aan de grens met 9 of 10 stops (Pan F+ en Tmax). Ook hier is een dosis pragmatisme wel noodzakelijk. Afdruk papier haalt maximaal negen stops tussen een reflectie graad van 0,06 (helder wit) tot 2,24 (diepzwart). Dit geldt zowel voor inkjet papier als emulsie papier. Een grote zwartingsomvang op het negatief (chemisch negatief of rekenkundig beeld) biedt alleen een reserve voor foutieve belichtingen. En hoe groter het bereik is, hoe kleiner de toonwaarde verschillen zijn, die nog zichtbaar gemaakt kunnen worden. De nieuwste Leica M10 Monochrom wordt een grote rijkdom aan toonwaardes toegedicht, maar dit is een subjectieve indruk, die nog niet meetbaar is gemaakt. De Kodak Tmax staat bekend om een lineaire gradatie, die het mogelijk maakt om over- en onderbelichting te compenseren zonder extra inspanning in de doka (doordrukken en tegenhouden). De Heiland Splitgrade methode biedt zich aan als de ideale manier om met dit soort films om te gaan.
Pragmatisme vereist dat we de afdruk beoordelen op de waarneembare toonschaal.
Vanuit dit perspectief is het negatief met een bereik van zeven tot acht stops ideaal, want dan kan je de toonwaardes oprekken tot heel waarneembare stapjes. De meeste film emulsies die onderwerp zijn van deze vergelijking vallen binnen dit bereik. Alleen de Potsdam en de HR50 vallen uit erbuiten. De bolling van gradatie curve van de HR50 geeft aan dat de middentonen zeer verfijnd kunnen worden weergegeven. De steile gradatie van de Potsdam film geeft aan dat de hoge lichten snel dichtlopen, maar dat in de middentonen de grijswaarden een visueel heel aantrekkelijke weergave hebben. Voor een groot dynamisch bereik is de Tmax het meest geschikt. De Pan F+ en de Across II hebben een karakteristieke curve die een getrouw beeld van de werkelijke helderheden in de scene weergeven.
Het scheidend vermogen ligt bij alle films, behalve de Potsdam, boven de 80 lijnparen per mm. Die waarde zie je pas bij een vergroting van minimaal vijftien keer, maar dan speelt de korrel alweer een belangrijke rol. De kleinste korrelgrootte hebben de HR50 en de Pan F+, maar die zorgt ook voor de meeste reductie van het scheidend vermogen.
Het zal duidelijk zijn dat de Tmax en de Across II eigenlijk de meest pragmatische keuzes zijn met de PanF+ als goede tweede keus.
Hieronder de grafieken en tabellen.
December 2020
November 2020
October 2020
July 2020
June 2020
May 2020
April 2020
March 2020
February 2020
January 2020
December 2019
November 2019
October 2019
September 2019
May 2019
April 2019
March 2019
February 2019
January 2019
December 2018
November 2018
October 2018
September 2018
August 2018
July 2018
June 2018
May 2018
December 2017
September 2017
August 2017
July 2017
June 2017
May 2017
April 2017
January 2017
December 2016
November 2016
October 2016
September 2016
August 2016
May 2016
April 2016
March 2016
February 2016
January 2016
December 2015
November 2015
October 2015
September 2015
August 2015
July 2015
June 2015
November 2020
October 2020
September 2020
August 2020July 2020
June 2020
May 2020
April 2020
March 2020
February 2020
January 2020
December 2019
November 2019
October 2019
September 2019
August 2019
July 2019
June 2019May 2019
April 2019
March 2019
February 2019
January 2019
December 2018
November 2018
October 2018
September 2018
August 2018
July 2018
June 2018
May 2018
April 2018
March 2018February 2018
January 2018December 2017
November 2017
October 2017September 2017
August 2017
July 2017
June 2017
May 2017
April 2017
March 2017
February 2017January 2017
December 2016
November 2016
October 2016
September 2016
August 2016
July 2016
June 2016May 2016
April 2016
March 2016
February 2016
January 2016
December 2015
November 2015
October 2015
September 2015
August 2015
July 2015
June 2015
May 2015
April 2015March 2015
February 2015